Browse Tag: welzijn

Sociale media en smartphones bannen of niet? Wat zegt onderzoek?

De invloed van sociale media en smartphones op ons welzijn is vandaag de dag een hot topic. Er wordt volop over gediscussieerd in talkshows, er worden artikels over geschreven in kranten en magazines en er wordt hevig over gedebatteerd in zowel het binnen- als buitenland. Hoewel er tot nu toe weinig overtuigend wetenschappelijk bewijs is voor de schadelijke impact ervan op ons welzijn, gaan er toch steeds meer stemmen op voor een verbod op deze technologieën. Maar is het verbieden van sociale media en smartphones echt haalbaar in een samenleving die steeds meer afhankelijk wordt van digitale media? Of is er vooral nood aan een meer genuanceerde aanpak, waarbij we jongeren op een verstandige manier leren omgaan met deze technologieën?


Ondanks dat sociale media en smartphones heel wat voordelen te bieden hebben, gaat het gebruik van deze technologieën ook vaak gepaard met nadelen. Vooral van dat laatste worden we ons als samenleving steeds meer bewust. In Australië werd er recent een wetsvoorstel goedgekeurd dat sociale media verbiedt voor kinderen en jongeren onder de 16 jaar (1). Ook dichter bij huis gaan er stemmen op om de minimumleeftijd voor sociale media op te trekken (2). Heel wat wetenschappers lijken zich toch wel wat vragen te stellen bij deze keuze. Er is geen consensus binnen het onderzoek over een negatief noch positief effect van sociale media op welzijn, en al zeker niet over een effect dat stabiel is voor alle jongeren. Het volledig verbieden van sociale media voor kinderen en jongeren in een maatschappij die sterk afhankelijk is van technologie kan bovendien onbedoelde negatieve gevolgen hebben. Zo sluit het kinderen en jongeren niet alleen uit van de voordelen van deze platformen te genieten, maar ontneemt het hen ook de kans om op een verantwoorde manier om te leren gaan met sociale media (3,4).
Los van een verbod op sociale media zijn er mensen die vrijwillig kiezen om tijdelijk geen sociale media te gebruiken om zo hun welzijn te verbeteren. We hebben onlangs onderzoek gedaan naar wat een korte pauze van sociale media met je doet. We verzamelden alle beschikbare studies over zogenaamde “social media detoxes” en analyseerden ze samen. Wat bleek? Zo’n tijdelijke pauze – meestal van ongeveer een week – had geen merkbaar effect op hoe goed mensen zich voelden, hoeveel negatieve emoties ze ervoeren en hoe tevreden ze waren met hun leven (5). Het (tijdelijk) verbieden van sociale media, of het nu gedwongen of vrijwillig is, lijkt dus geen effectieve manier te zijn om ons te wapenen tegen de schadelijke gevolgen ervan.


Wat met het smartphoneverbod op scholen?
In Vlaanderen kondigde kersvers Minister van Onderwijs Zuhal Demir onlangs een totaalverbod op smartphones aan (d.w.z., zowel tijdens als buiten de lessen) voor leerlingen uit het lager onderwijs en de eerste en tweede graad van het secundair onderwijs als middel om de “concentratie, schoolresultaten en welbevinden van de leerlingen te verbeteren” (6). Als het om concentratie gaat, zijn zowel wetenschappers als leerlingen het eens dat het gebruik van smartphones tijdens de lessen het concentratievermogen van leerlingen kan verstoren (7,8). Of een totaalverbod ook daadwerkelijk het welzijn van leerlingen verbetert, blijft echter een andere vraag. Een recente studie uit The Lancet bestudeerde dit en vond geen relatie tussen een totaal smartphoneverbod op scholen en leerlingen hun welzijn (9). Dit roept de vraag op of een totaalverbod wel de oplossing is die we nodig hebben en of een gedeeltelijk verbod op smartphones geen beter alternatief is? Bovendien blijkt dat de meeste leerlingen zelf niet achter een dergelijk totaalverbod staan, maar liever ondersteund willen worden in het leren omgaan met hun smartphone (7). Dit verzoek lijkt in onze huidige digitale samenleving dan ook steeds relevanter te worden.


Van verbod naar regulering en educatie
Dat er tot nu toe geen sterk bewijs is voor de negatieve invloed van smartphones en sociale media op mensen hun welzijn, betekent niet dat gebruikers geen problemen kunnen ervaren. Zo weten we uit onderzoek dat digitale media ervoor kunnen zorgen dat mensen moeite hebben om zich te concentreren, de tijd uit het oog verliezen, blootgesteld worden aan schadelijke inhouden en dat digitale media de grenzen tussen sociale contexten (zoals werk en privé) kunnen doen vervagen (10). Als we kinderen en jongeren – en bij uitbreiding mensen van alle leeftijden – willen helpen een gezonde relatie met deze technologieën te leren ontwikkelen, is een meer doordachte en genuanceerde aanpak nodig dan het simpelweg verbannen van smartphones en sociale media uit onze samenleving. Vooral overheden en instanties zoals de Europese Unie kunnen hierin een cruciale rol spelen.


Ten eerste klinkt er vanuit het maatschappelijk en wetenschappelijk veld een duidelijke oproep om technologiebedrijven strenger te gaan reguleren. Zo pleiten zowel onderzoekers als experts op het gebied van digitaal welzijn voor een strengere regelgeving die gebruikers van sociale media beter beschermt tegen schadelijke inhouden zoals onrealistische schoonheidsidealen, haatberichten en cyberbullying. Ook wordt vanuit deze kringen gepleit voor het aan banden leggen van het zogenaamde addictive design (i.e. designaspecten en algoritmes die er specifiek op gericht zijn om gebruikers zo lang mogelijk op een platform te houden). Een design dat geschikt is voor alle leeftijden en dat gebruikers meer controle biedt, zou een waardevol alternatief kunnen zijn (3,4,8,11).


Ten tweede is er ook een belangrijke ondersteunende en meer educatieve rol weggelegd voor overheden en organisaties zoals de Europese Unie. Zij kunnen individuen en sociale omgevingen – zoals gezinnen, scholen en bedrijven – helpen om de nodige kennis en vaardigheden te verwerven waarmee ze zichzelf, hun kinderen, leerlingen en werknemers beter kunnen leren navigeren in de digitale wereld (4,8).
Kortom, de huidige wetenschappelijke stand van zaken geeft weinig aanleiding om sociale media en smartphones aan te wijzen als dé reden voor een verminderd welzijn bij jongeren. Het verbieden van deze technologieën is dan ook een oplossing die noch duurzaam, noch wenselijk is. De problemen die kinderen en jongeren vandaag de dag ervaren wanneer ze smartphones en sociale media gebruiken, vereisen een meer genuanceerde en doordachte aanpak die gericht is op het veranderen van addictive designaspecten en het bevorderen van kennis en digitale vaardigheden. Aangezien digitaliseren eerder zal toenemen dan afnemen, is het dan ook essentieel om de komende generaties hierop doordacht voor te bereiden.

Auteurs

Laura Lemahieu is doctoraatsonderzoeker bij de onderzoeksgroep MIOS van de Universiteit Antwerpen. Ze werkt mee aan het Disconnect to Connect-project en onderzoekt in het kader van haar doctoraat hoe de smartphonegewoontes van mensen het hen moeilijk kunnen maken om zich los te koppelen van deze apparaten en welke impact dit heeft op hun welzijn.

dr. Marijn Martens is een postdoctoraal onderzoeker bij de imec-onderzoeksgroep voor Media, Innovatie en Communicatietechnologieën (imec-mict-UGent). Hij behaalde een bachelor in Secundair Onderwijs: Natuurkunde – Wiskunde (Artevelde Hogeschool, 2015), een master in Communicatiewetenschappen met een specialisatie in Nieuwe Media en Samenleving (Universiteit Gent, 2017), en een doctoraat in Communicatiewetenschappen (Universiteit Gent, 2023) over de perceptie en evaluatie van algoritmische systemen die helpen bij beslissingen vanuit het standpunt van leken.

Prof. dr. Ernst Koster is hoogleraar aan de afdeling Experimentele-Klinische en Gezondheidspsychologie van de Universiteit Gent. Hij is medeoprichter van het PANlab, een expertisecentrum voor cognitieve (neuro)wetenschap van affectieve stoornissen zoals depressie en angst, en onderzoekt cognitieve kwetsbaarheidsfactoren voor depressie en angst. Daarnaast heeft hij in dit verband de afgelopen jaren ook de effecten van het gebruik van sociale media en problematisch gamen als risicofactoren bestudeerd.

Referenties

  1. De Morgen. (28 november, 2024). Wereldprimeur in Australië: eerste verbod op sociale media voor kinderen onder 16 jaar goedgekeurd. Geraadpleegd op 10 april 2025, van https://www.demorgen.be/snelnieuws/wereldprimeur-in-australie-eerste-verbod-op-sociale-media-voor-kinderen-onder-16-jaar-goedgekeurd~b6c6e9ea/
  2. Nederlands Jeugdinstituut. (5 maart, 2025). Kamer wil minimumleeftijd voor sociale media. Geraadpleegd op 15 april 2025, van https://www.nji.nl/nieuws/kamer-wil-minimumleeftijd-sociale-media.
  3. Vandenbosch, L., Schreurs, L., Vanherle, R., Vanhoffelen, G., Beullens, K., Willems, T., Vandenabeele, J., & Michiels, R. (6 december, 2024). De zin en de onzin van het verbod op sociale media voor Australische adolescenten. Geraadpleegd op 10 april 2025, van https://www.kuleuven.be/child-youth/nl/blog/posts/socialemediaverbod
  4. Goodyear, V. A., James, C., Orben, A., Quennerstedt, M., Schwartz, G., & Pallan, M. (2025). Approaches to children’s smartphone and social media use must go beyond bans. BMJ, e082569. https://doi.org/10.1136/bmj-2024-082569
  5. Lemahieu, L., Vander Zwalmen, Y., Mennes, M., Koster, E. H. W., Vanden Abeele, M. M. P., & Poels, K. (2025). The effects of social media abstinence on affective well-being and life satisfaction: a systematic review and meta-analysis. Scientific Reports, 15, 1-14. https://doi.org/10.1038/s41598-025-90984-3
  6. Zuhal Demir. (20 december, 2024). Demir verbiedt smartphones in lager en middelbaar onderwijs: “Kwestie van gezond verstand”. Geraadpleegd op 10 april 2025, van https://www.zuhaldemir.be/nieuws/demir-verbiedt-smartphones-in-lager-en-middelbaar-onderwijs-kwestie-van-gezond-verstand
  7. Martens, M. (2 december, 2024). Waarom een algemeen smartphoneverbod op school geen goed idee is. De Morgen. Geraadpleegd op 10 april 2025, van https://www.demorgen.be/meningen/waarom-een-algemeen-smartphoneverbod-op-school-geen-goed-idee-is~b8d1c91b/
  8. Weiss, H. A., & Bonell, C. (2025). Smartphone use and mental health: Going beyond school restriction policies. The Lancet Regional Health – Europe, 51, 101237. https://doi.org/10.1016/j.lanepe.2025.101237
  9. Goodyear, V. A., Randhawa, A., Adab, P., Al-Janabi, H., Fenton, S., Jones, K., Michail, M., Morrison, B., Patterson, P., Quinlan, J., Sitch, A., Twardochleb, R., Wade, M., & Pallan, M. (2025). School phone policies and their association with mental wellbeing, phone use, and social media use (SMART Schools): A cross-sectional observational study. The Lancet Regional Health – Europe, 51. https://doi.org/10.1016/j.lanepe.2025.101211
  10. Vanden Abeele, M. M. P., Vandebosch, H., Koster, E. H. W., De Leyn, T., Van Gaeveren, K., de Segovia Vicente, D., Van Bruyssel, S., van Timmeren, T., De Marez, L., Poels, K., DeSmet, A., De Wever, B., Verbruggen, M., & Baillien, E. (2024). Why, how, when, and for whom does digital disconnection work? A process-based framework of digital disconnection. Communication Theory, 34(1), 3-17, https://doi.org/10.1093/ct/qtad016
  11. De Leyn, T., Verlinden, A., Lemahieu, L., Geldof, L., Mennes, M., Cocchi, A., Martens, M., & Abeele, M. V. (2024). Unburdening the (Dis)Connected Individual? A Digital Disconnection Policy Paradox in Flanders (Belgium). Media and Communication, 12. https://doi.org/10.17645/mac.8588
 

Het welzijn van de studenten versus de werkende mens: elkaar beter begrijpen

Er zijn de afgelopen tijd schrijnende noodkreten verschenen vanuit studenten die aangeven dat de coronacrisis enorm zwaar weegt op psychisch vlak. Dit vernemen we ook dagelijks binnen de praktijk van de klinische psychologie en als studentenpsychologen. De motivatie tot studeren is weg, men is uitgeput van de vele e-mails en het gebrek aan perspectief. Het is duidelijk dat de studentenpopulatie het enorm zwaar heeft. Dit blijkt onder meer uit de noodkreten in de brieven en de toenemende vraag voor zorg vanuit de studentenpsychologen en de reguliere geestelijke gezondheid.

Vaak zien we dan dat oudere generaties dit gemakkelijk relativeren: “vergelijk dat eens met de ouderen die de oorlog hebben meegemaakt”; “de jeugd van tegenwoordig kan precies niets meer af”; “vergelijk je situatie eens met iemand wiens zaak failliet gaat of de ouderen in de woonzorgcentra”. Het is blijkbaar moeilijk om elkaars moeilijkheden te begrijpen in de huidige stressvolle omstandigheden. Toch zou wat wederzijds begrip nochtans wel helpend zijn om elkaar tot steun te zijn in deze lastige tijden.

Vanwaar deze moeilijkheden om elkaars perspectief te begrijpen? We denken dat de sleutel ligt bij de verschillende leefwerelden en doelstellingen die hierbij centraal staan. Dit zetten we hieronder kort uiteen.

Individuele doelen zijn cruciaal bij ons functioneren. Het geeft ons bestaan betekenis, een reden om ’s ochtends op te staan en positieve emoties en motivatie ontstaan vaak bij het toewerken naar relevante doelen. Hoe zit dit bij de huidige studentenpopulatie? Hun doelen hebben vaak te maken met hun studie, vaak gecombineerd met allerhande leeftijdsspecifieke ontwikkelingstaken zoals uitgaan, vrienden maken, experimenteren met romantische relaties en in brede zin op eigen benen staan. De afgelopen maanden zijn velen platgebombardeerd met nieuwe online lesvormen en goedbedoelde e-mails waarbij de bijna volledige online interacties en e-mail stroom hebben geleid tot een enorme e-moeheid waardoor studenten wat zijn gaan afhaken bij het volgen van lessen en studies. Ze geven dan aan dat de studie teveel is en ervaren een sterk gevoel van incompetentie. Het gevolg: het studiedoel is sterk gereduceerd of verwatert tot “operatie kansloos”. Combineer dit met het gegeven dat het geheel van de andere persoonlijke doelen op vlak van psychosociale ontwikkeling veel beperkter of onmogelijk geworden zijn. Dan wordt het duidelijk dat studenten gemakkelijk kunnen afglijden in een patroon van passiviteit, kortstondige afleiding zoeken en de moed verliezen.

Vergelijk dit nu met het merendeel van de werkende, oudere populatie. Dit is de generatie die vaak al veel heeft opgebouwd en die door de crisis heel wat bedreigingen op zich af ziet komen op financieel en familiaal vlak. Ook voor deze populatie is de coronacrisis moeilijk waarbij men vaak moet omgaan met plotse verandering op werk, thuisonderwijs van kinderen, andere vormen van ouders ondersteunen, etc. Het essentiële verschil ligt erin dat deze populatie vaak allerlei mogelijkheden heeft om stevig aan de slag te gaan om de zaak te redden, de kinderen te blijven motiveren om te studeren en de impact van de crisis te minimaliseren. Het grote verschil bestaat erin dat de oudere populatie meer mogelijkheden hebben om actief aan de slag te gaan waardoor zij niet of minder terecht komen in het doe- en doel vacuüm van de studenten. Bij de studentenpopulatie kan de beperkte aanwezigheid van doelen en mogelijkheden een scherp gevoel van falen, piekeren, mislukking, apathie en hopeloosheid teweegbrengen, wat heel wat ingrediënten bevat voor depressieve klachten. De oudere populatie zal zich ook uitgeput voelen door de inzet om de crisis het hoofd te bieden en zal ook het gemis van sociale contacten voelen in de crisis maar ervaart minder het pijnlijk gevoel van persoonlijk falen en leegte.

Hoe zijn deze inzichten helpend? We hopen hiermee een beeld te geven waarom de crisis voor de verschillende generaties erg verschillend kan aanvoelen. Hierbij dienen we voorzichtig om te springen met het beoordelen van andere generaties: zou het niet zijn dat het nu al lastig genoeg is? Deze periode vraagt van elk van ons veel en juist nu dienen we elkaars schouder te zijn en elkaar vooruit te helpen. De verbinding opzoeken en elkaar oprapen wanneer de ander gevallen is, lijkt ons alleszins geen onverstandige doelstelling in de komende periode.

Verder dienen we goed na te denken over hoe we meer perspectief kunnen bieden aan de studenten. Na een moeilijk eerste semester en een lastige examenperiode is de noodzaak aan meer perspectief voor het tweede semester cruciaal.

Auteurs

Ernst Koster (hoogleraar klinische psychologie) en
Sarah Vermeersch (studentenpsycholoog) van de Universiteit Gent.

 

Gedragsverandering en welzijn in tijden van COVID-19: eerste resultaten van een unieke studie

Het succes van de huidige COVID-19 maatregelen is sterk afhankelijk van de mate waarin we ons gedrag kunnen aanpassen en vooral of we dit kunnen volhouden voor lange tijd. Uit voorgaand onderzoek blijkt echter dat het aanpassen van ons gedrag een stuk moeilijker kan zijn dan we oorspronkelijk zouden denken. Een welbekend en gevalideerde theorie is de Health Action Process Approach (HAPA), dit theoretisch model stelt dat je in het proces van gedragsverandering drie profielen kan onderscheiden. Pre-intenders zijn mensen die het gewenste gedrag niet stellen en daar ook geen intentie voor hebben. Intenders hebben wel de intentie om hun gedrag te veranderen, maar hebben deze intentie nog niet omgezet in daadwerkelijke aanpassingen van het gedrag. Mensen die hun gedrag succesvol hebben aangepast worden beschouwd als actors. De ondersteuning die mensen nodig hebben, hangt af van het profiel waartoe men behoort. Daarnaast benadrukt het HAPA-model dat er ook barrières (bv. stress en angst) en hulpbronnen (bv. sociale steun) zijn die het gedrag kunnen beïnvloeden. Zo is het mogelijk dat het opvolgen van de maatregelen een mentale kost met zich meebrengt waardoor deze niet worden volgehouden.

Deze studie had twee doelen voor ogen: (1) onderzoeken of we de HAPA-profielen kunnen terugvinden bij dit volledig nieuwe gedrag, namelijk het opvolgen van de COVID-19 maatregelen en (2) bestuderen hoe het gesteld is met het welzijn van individuen tijdens de COVID-19 maatregelen en hoe dit gelinkt is aan het gedrag. Op deze manier brengen we de factoren in kaart die het al dan niet volgen van de richtlijnen kunnen beïnvloeden en doen we aanbevelingen op maat die mensen kunnen helpen de richtlijnen beter op te volgen. In deze samenvatting zijn de resultaten van de eerste fase van deze studie te vinden, de antwoorden werden verzameld in de periode tussen vrijdag 20 maart en vrijdag 27 maart en dus in de beginfase van de maatregelen.

De steekproef
2379 deelnemers vervolledigden de vragenlijst. De steekproef is echter niet representatief en bestaat voornamelijk uit jongere mensen (75% was jonger dan 44 jaar), vrouwen (80%) en mensen die hogere studies hebben gedaan (70%).
Op het moment van de bevraging (beginfase; 20-28 maart) was 55% van de mensen nog steeds aan het werk (35% deed dit via telewerk). 20% ging nog steeds naar de fysieke werkplaats. Daarnaast was 8% van de steekproef technisch werkloos omwille van de pandemie. 18% van de mensen was werkzoekend, student of gepensioneerd. Opvallend is dat 80% van de mensen die nog fysiek contact hebben op hun werk verpleegkundigen zijn.

Resultaten
Pre-intender, intender of actor?
Binnen deze studie zagen we dat 98% van de mensen de richtlijnen met betrekking tot social distancing en handen wassen reeds opvolgde op het moment van de bevraging. Voor het hoesten of niezen in de elleboog of een papieren zakdoekje was dat 95%. We kunnen dus stellen dat een heel groot deel van de bevraagde participanten de richtlijnen van de overheid opvolgt en dus ‘actor’ is. Wat wel opvalt is dat 7% (handen wassen), 10% (niezen/hoesten in elleboog) en 20% (social distancing) van de mensen aangaven deze richtlijnen nog maar pas op te volgen. Het zal daarom belangrijk zijn deze gedragingen ook vol te houden. Vooral voor social distancing, waar 1 op 5 van de mensen aangaf dit gedrag nog niet lang te stellen.

Aanbevelingen op maat
Wanneer men mensen wil aansporen om gezondheidsgedrag te stellen en dus hun eigen gedrag aan te passen, kan dit uitdagend zijn. Door mensen in te delen in bepaalde groepen wordt het gemakkelijker om gerichte en aangepaste boodschappen voor hen te maken. Zo zou het niet nuttig zijn om tips te geven omtrent wanneer men het best de handen wast aan iemand die niet van plan is om meer zijn/haar handen te wassen (i.e. een pre-intender). Pre-intenders hebben nood aan boodschappen die hen helpen om positieve uitkomstverwachtingen te krijgen (bv. Als ik mijn handen was dan heb ik een veel kleinere kans om besmet te worden) en aan boodschappen die hen overtuigen dat ze in staat zijn om het gedrag te stellen (bv. mijn handen wassen wanneer ik thuis kom is iets dat ik gemakkelijk kan doen). Intenders hebben dan weer nood aan technieken die hen helpen om het gedrag daadwerkelijk te stellen. Zo helpt het om het gewenste gedrag zo concreet mogelijk te maken (bv. Als we gaan eten dan zorg ik ervoor dat iedereen van het gezin zijn/haar handen voor min. 20 seconden heeft gewassen). Actors zijn al goed bezig. Zij hebben enkel nood aan tips omtrent hoe ze kunnen omgaan met hindernissen (bv. Wat ga ik zeggen als mijn moeder zegt dat ze eenzaam is en me vraagt om langs te komen?). Dit alles wordt ook nog eens duidelijk weergegeven op Figuur 1, deze figuur reikt voor elk van de groepen (pre-intender, intender en actor) een aantal concrete tips aan.

Figuur 1. Infographic met tips per profiel

Hoe zit het met ons welzijn in tijden van corona?
Over het algemeen zien we dat op het moment van de bevraging (beginfase) mensen goed scoorden op de verschillende domeinen van welzijn (vb. angstklachten, depressieve klachten, slaapproblemen, boosheid, sociale isolatie). Dit is een positief verhaal.
We zien echter dat men verhoogde angstklachten rapporteerde. Angstklachten kwamen in sterkere mate voor bij mensen die een vermoeden hebben besmet (geweest) te zijn en bij mensen die onzekerheid ervaren omtrent het al dan niet besmet (geweest) te zijn. De angstklachten hangen samen met meer middelenmisbruik en met zorgen om zelf besmet te worden en het coronavirus te verspreiden. Jongere mensen waren minder bezorgd om zelf besmet te worden, maar maakten zich meer zorgen om het virus te verspreiden. Mensen die inwonende ouderen of jonge kinderen hebben of zorg dragen voor niet-inwonende naasten waren meer bezorgd om het virus te verspreiden. Mensen die omwille van hun werk nog contact moeten hebben met anderen, gaven aan meer middelen te gebruiken (bv. alcohol en tabak) en zich meer zorgen te maken om het virus zelf te verspreiden.
Figuur 2 toont de gemiddelde scores van participanten op de verschillende domeinen van welzijn (angst, depressie, boosheid, slaap en sociaal functioneren). De blauwe balken geven deze gemiddelde scores weer. De oranje lijn geeft het populatiegemiddelde weer, dat als referentiepunt fungeert. Scores die hoger of lager liggen dan de oranje lijn, maar nog binnen de groene zone liggen, worden niet gezien als problematisch.

Figuur 2.Gemiddelde scores op verschillende domeinen van welzijn.

Wat zijn mogelijke barrières of hulpbronnen om de richtlijnen te volgen of vol te houden?
Hoewel de invloed van de richtlijnen op het welzijn vooralsnog beperkt lijkt te blijven, kunnen we verwachten dat dit nog zal toenemen. Dit zal ook gevolgen hebben voor de mate waarin we de richtlijnen opvolgen. Het is daarom belangrijk zicht te krijgen op hulpbronnen en barrières voor het opvolgen van de richtlijnen. Uit de eerste resultaten blijkt dat de verhoogde angst ervoor zorgt dat mensen gemotiveerd zijn om de richtlijnen te volgen. We zien dat pre-intenders gemiddeld genomen aangeven minder bezorgd te zijn om zichzelf of anderen te besmetten in vergelijking met intenders en actors. Anderzijds kan sociale ondersteuning een belangrijke hulpbron zijn om de richtlijnen op te volgen. Een gebrek aan sociale steun kan bijgevolg een belangrijke barrière vormen voor het volgen van de COVID-19 richtlijnen. De eerste resultaten geven in lijn hiermee aan dat pre-intenders lager scoren op sociaal functioneren dan actors. Een andere belangrijke barrière is uiteraard de context waarin mensen zich bevinden en de mate waarin men de vrijheid heeft om deze richtlijnen op te volgen. Voor social distancing kon 83% van de mensen die aangeven dat ze niet van plan waren het gedrag te stellen (pre-intenders) geen 1.5m afstand houden van andere mensen omwille van hun werk.

Zelf deelnemen?
Wilt u dit onderzoek blijven steunen, dan kan u ook deelnemen aan de tweede fase van deze studie. Dit deze staat online tot en met vrijdag 17 april en is bedoeld voor mannen én vrouwen van alle leeftijdsgroepen vanaf 18 jaar. Help ons door deze link ook te verspreiden onder vrienden en familie: https://bit.ly/coronastudievervolg

Auteurs
Deze vragenlijst is het resultaat van een samenwerking tussen de onderzoeksgroepen Gezondheidspsychologie, Gezondheidspromotie, en Fysieke Activiteit en Gezondheid van de Ugent.

Contactpersoon: Melanie Beeckman (mebeeckm.Beeckman@UGent.be)
Ghent Health Psychology Lab
Facebook pagina

 

Werkloos? Blijf actief en zinvol bezig

In deze tijden van crisis kunnen we er niet naast kijken: steeds meer mensen worden geconfronteerd met werkloosheid. Er vallen meer ontslagen waardoor werknemers hun job verliezen, maar ook afgestudeerde jongeren hebben het moeilijker een eerste job te vinden.

Werkloos zijn: eerst het slechte nieuws

Heel wat studies wijzen uit dat werkloos zijn negatieve gevolgen heeft voor je psychisch welzijn. Wie werkloos is, voelt zich doorgaans minder gelukkig, maakt zich meer zorgen en is minder tevreden met zijn leven. Dit kan zelfs leiden tot depressies of angsten. Deze negatieve effecten worden vastgesteld wanneer men werklozen met werkenden vergelijkt, maar ook wanneer dezelfde mensen gevolgd worden doorheen hun loopbaan, en vallen dus echt wel toe te schrijven aan het werkloos zijn op zich.

En dan nu het goede nieuws

Onderzoek toont echter aan dat werkloosheid niet voor iedereen dezelfde gevolgen heeft. Naast een loon biedt een job nog andere voordelen die ook belangrijk zijn voor het psychisch welzijn. Werken geeft structuur aan je leven, houdt je actief en geeft je het gevoel zinvol bezig te zijn. Wie erin slaagt deze voordelen tijdens werkloosheid op een andere manier te realiseren, kan zich wapenen tegen de negatieve effecten ervan.

Je kan bijvoorbeeld je werkloosheid aangrijpen om jezelf bij te scholen, vrijwilligerswerk te doen of meer tijd te besteden aan andere domeinen in je leven zoals je gezin of hobby’s. Dit helpt om structuur te behouden en zin te geven aan je leven, zodat je psychisch welzijn minder of zelfs niet lijdt onder je werkloosheid. Het is ook aangeraden om je zoektocht naar werk op te vatten als een job op zich en om te zetten in dagelijkse geplande activiteiten (bv. jobsites bekijken van 14u tot 16u) en te bereiken doelen (bv. minstens 1 sollicitatiebrief versturen).

Mooi meegenomen: vele van deze zaken helpen je niet alleen om je beter te voelen, maar verhogen ook je kans om een job te vinden.

Dus?

Wie werkloos is, heeft het vaak wat moeilijker. Besef dat je hier niet alleen mee staat. Probeer structuur aan te brengen in je leven en blijf actief en zinvol bezig. Ook al vind je niet direct werk, je zal je hierdoor wel beter voelen.

Referenties

  • McKee-Ryan, F. M., Song, Z., Wanberg, C. R., & Kinicki, A. J. (2005). Psychological and physical well-being during unemployment: A meta-analytic study. Journal of Applied Psychology, 90, 53-76.
  • Van Hoye, G., & Lootens, H. (in press). Coping with unemployment: Personality, role demands, and time structure. Journal of Vocational Behavior.

Auteur: Greet Van Hoye

Dr. Greet Van Hoye is postdoctoraal onderzoeker (FWO) aan de Vakgroep Personeelsbeleid, Arbeids- en Organisatiepsychologie van de Universiteit Gent. Haar onderzoeksinteresses situeren zich op het domein van werk zoeken en rekrutering.